
zondag 18 november 2007
Regenwoud

vrijdag 26 oktober 2007
Cursiefje
‘Hoe gaat het met de mieren?’ vraagt men mij wel eens. Uiteraard krijgen zij het ganse jaar mijn aandacht maar hier bij ons, in de Lage Landen zijn ze ondergedoken in hun winterkamers en lijken de meesten voor ons niet meer te bestaan. Bovengronds geen spoor meer van die ongewervelde voorbeelden van ijverigheid. Voor de bioloog Midas Dekkers ontsnapte ook de mier niet aan een van zijn amusante beestenverhalen en kreeg dit de titel ‘De werkmier’. Een toepasselijke titel kon ook zijn ‘Wij hebben het druk, druk, druk.’, want dat is wel de boodschap die hij hier wil brengen. Dit cursiefje wil ik dan ook graag met jullie delen.
‘Ga tot de mier’, sprak Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. ‘Ga tot de mier, gij luiaard! Zie haar wegen en word wijs.’ Dat hebben wij dus niet gedaan. Mensen gaan niet naar de mieren, ze láten naar de mieren gaan. Door biologen en andere professionals. Die maken er natuurfilms van en dan komt het nooit meer goed.
Op de film zijn mieren altijd in de weer. Ze sjorren en ze slepen, ze zwoegen en ze sloven, ze zijn altijd ergens naar op weg. Of neem bijen. Ook van die uitslovers. Nog even wat nectar hier, daar ook nog maar een drupje, en passant even een veldje koolzaad bestuiven en dan weer snel de korf in om voor het heil van de staat te zorgen. Films over bevers doen denken aan rapportages over de Japanse auto-industrie. Druk, druk, druk. Dat komt doordat de dieren op zo’n film zich almaar aan het gedragen zijn. De brulapen brullen aan een stuk door, de slingerapen slingeren, de menseneters eten mens. Vogels bouwen het ene na het andere nest om het ene na het andere hongerige snaveltje te vullen, tenzij ze het daarvoor te druk hebben in verband met de trek. In de natuur heerst nog volledige werkgelegenheid, daar zie je geen leeglopers en lanterfanters. Op de film.
Van al die films gaan mensen ook steeds drukker doen. Dat zal immers wel natuurlijk zijn. Wekkers rinkelen voor dag en dauw, werk wordt verzet en na gedane arbeid wordt de vrije tijd grondig besteed. Nijver als de mieren willen we zijn. Zo worden we nooit wijs. Word liever zelf filmer. Filmers, die weten dat je uren, dagen, maanden moet wachten voor de natuur eindelijk eens iets doet wat de moeite van het filmen waard is. Dieren maken zich nu eenmaal niet zo druk als wij. Zij weten niet dat het leven kort is.
Vogels sloven zich wel uit om hun jongen groot te brengen, maar niet in augustus, september, oktober, november, december, januari, februari, maart en april, zoals wij. Dan nemen ze het ervan. En al lijkt het of al die mieren in zo’n hoop almaar iets nuttigs doen, in feite hebben ze maar een kwart van de dag corvee. Net Hoog-Catharijne: een hoop gekrioel, maar eigenlijk gaat amper iemand echt ergens heen. En waarom bouwen bevers ijverig aan hun dam? Om er lang en lui van het bouwen in uit te kunnen rusten. Maar dat zie je nooit op de film, want niks doen beweegt niet en wat niet beweegt, komt niet op tv.
Toch is niks doen ook gedrag. Een uur niks doen kan een dier meer opleveren dan een kwartier hard werk. Met niks doen bespaar je je het voedsel dat je anders moet gaan zoeken. Winterslapers moeten ’s winters niet wakker zijn, wandelende takken komen niet ver als ze echt gaan wandelen. Niks doen is niet veel, maar het heeft ook niks gekost.
Mensen niksen niet genoeg. Steeds maar willen ze iets maken: een brug of een huis, oorlog of gewoon ruzie. Zelden luisteren we naar ons lichaam. Zoals dat met pijn waarschuwt dat je van de kachel af moet blijven, laat het je met vermoeidheid weten dat het welletjes is geweest. Stel je voor dat de mensen vaker hadden genikst. Er zou misschien geen Eifeltoren zijn en geen bubbelbad, maar er waren ook geen files op geen vierbaanswegen, geen ponypark Slagharen, geen troonrede en geen Lelystad. Waar je allemaal wel niet meer naar toe hoefde te gaan! Eindelijk zouden we tijd hebben om te niksen. En zomaar eens bij de mieren uit kijken te gaan.’ – De gnoe en andere beesten., p.65, 66.
Mooi toch! Waar mieren allemaal goed voor zijn. Spoort M. Dekkers ons hierbij aan tot luiheid? Ik meen van niet, maar het is goed dat we naar ons lichaam luisteren – dit is beter voor onze gezondheid en maakt ons minder afhankelijk van de farmaceutische industrie.
vrijdag 17 augustus 2007
Documentaire
dinsdag 7 augustus 2007
Hallo wereld
Hallo wereld! Zelf vind ik geen betere aankondiging alhoewel ik mij de vraag stel hoe groot die wereld is voor Nederlands sprekende bezoekers. Toch wens ik mij te houden aan het opzet van de mierensite http://www.formicidae.be/ die bewust in het Nederlands wordt opgebouwd vanuit het idee dat er reeds meerdere goede mierensites bestaan in het Engels. Trouwens, ook in Duitsland, Frankrijk, Spanje … wordt aan de plaatselijke mierenfauna op het web aandacht geschonken in de eigen landstaal. Bovendien ben ik ook geen geschoolde polyglot zodat ik al tevreden ben als ik mij zonder al te veel taalfouten met jullie kan onderhouden. Zoals reeds uit deze korte inleiding (en de mierensite) mag blijken, wordt mijn levenspad dagelijks (zelfs in de winter) gekruist door mieren, zozeer zelfs dat er in mijn boeken niet één boekenworm te vinden is! In tegenstelling tot zovele andere mensen die vooral in de zomermaanden het internet afschuimen op zoek naar het beste middel om mieren te verdelgen, ben ik meestal op zoek naar degelijke wetenschappelijke informatie die mij toelaat deze fasinerende insecten in al hun facetten beter te leren kennen. Dit is geen kennis om de kennis of om anderen te imponeren maar kennis die in grote mate een aanvulling is tot het begrijpen van de samenhang der levende natuur en die voor mij bijdraagt tot een gezonde harmonie met die kostbare natuur. Dikwijls wordt mij de vraag gesteld hoelang ik reeds ‘met mieren bezig ben’ en dan vermoed ik dat mijn leven in dat opzicht een zekere gelijkenis vertoont met Mowgli uit het Jungle Book van Kipling. Ik vermoed dat ik eerst met de mieren heb leren praten en toen ze bleven aandringen de primitievere conversatie met de mensen uit mijn omgeving heb aangevat. Daardoor is mijn ‘Miers’ op de achtergrond geraakt maar een eerste liefde vergeet je nooit en later hebben wij de draad weer opgenomen - vandaar. Aangezien het nogal een grote familie is, geraak je er niet snel op uitgekeken - de meeste familieleden (enkele duizenden) heb ik persoonlijk nog niet mogen ontmoeten. Er zijn er dan ook weer anderen die je gewoon niet kan ontlopen. Je komt ze zowat overal tegen, in elke straat, op elk plein, in het bos en in het veld, meestal de vrouwen en allemaal even innemend en knap. Ze zijn meestal ook ongegeneerd en kennen weinig plichtplegingen. Ze verwachten niet dat je hen plechtig ontvangt langs je imposante hoofdingang of dat je hen een persoonlijk geadresseerde uitnodiging stuurt. Neen, ze stellen er zich mee tevreden langs de dienstingang te komen en je hoeft je zelfs niet uit te sloven om een feesttafel voor hen te dekken. Ze stellen je gastvrijheid enorm op prijs en vinden hun kostje wel zelf en zijn zelfs tevreden met de kruimels die van de rijkgevulde tafel vallen. Geen stijf protocol, geen schone schijn en vermoedelijk kan je er donder op zeggen dat ze het, eenmaal weer thuis, niet zullen wagen te zeggen dat je eten niet te vreten was - dan waren ze waarschijnlijk naar de buren getrokken. Zo zijn ze - de mieren! Simpel, rechtaan-rechtuit, je weet hoe je het met ze hebt! Of toch weer niet? Soms wordt hun gemeenschap als voorbeeld gesteld waarbij wij de koningin-moeder zien als de toegewijde mama die zonder morren een kroostrijk gezin op de wereld zet, hierin bijgestaan door onzelfzuchtige dochters die dag en nacht ijverig voor het nodige voedsel zorgen en de woonst netjes houden. Onzelfzuchtig, altruïstisch, met een sterke groepsgeest noeste arbeid verrichten voor het algemeen welzijn. Wat een teamspirit! Als dit niet inspireert tot een fabel van de krekel en de mier.
De werkelijkheid is een niet zo netjes afgebakend stichtend voorbeeld. Een ‘mierengemeenschap’ als algemene definitie bestaat niet. We zouden kunnen zeggen dat er op die modelgemeenschap bijna evenveel variaties zijn als er soorten bestaan. Als we dit alles beter leren kennen dan gaat de vergelijking met de mens een juister beeld vertonen. Mieren migreren, vestigen zich op plaatsen waar zij niet door de autochtone gemeenschap met open armen ontvangen worden en binden de strijd aan om de beschikbare bronnen voor het voortbestaan op te eisen. Er zijn mieren die het niet zien zitten om zelf met hard labeur voor het nodige inkomen te zorgen. Dit zijn de parasieten, de wolven in schapenvacht die in een goed draaiende structuur binnendringen, er dikwijls niet voor terugdeinzen om de spilfiguur te vermoorden en als een volleerd usurpator de macht over te nemen. Sommigen gebruiken daarvoor smerige trukjes en slagen erin om met allerhande zelfgemaakte drugs de nietsvermoedende belegerden te doen geloven dat zij goede bedoelingen hebben en dat zij alle aandacht en zorg meer dan waard zijn. Zij vormen de nieuwe regering, ze zijn de nieuwe wijn in oude zakken. Onder de mieren bevinden zich rovers die er geregeld op uittrekken en bij hun plunderingen overgaan tot kinderroof waarbij zij tegenstanders gewoon de kop doorboren. Weer andere leven in verborgen hoekjes van de samenleving en als zij de kans zien, stelen zij hun kostje wel bijeen. ‘I lie and I cheat’ lijkt bij sommige soorten wel het devies om hun voortbestaan te verzekeren. Maar … er zijn uiteraard ook voorbeeldige mierengezinnen. Er is dus toch geen groot verschil met ons … mensen. Bij die gemeenschappen voel ik mij dus een straathoekwerker.