zaterdag 1 december 2018
De plaagmier in het Citadelpark in Gent.
woensdag 25 januari 2012
De miereneter.
donderdag 8 april 2010
Genen met een geurtje.
Dit gen zou ervoor verantwoordelijk zijn dat er bij de vuurmier Solenopsis invicta twee koloniestructuren voorkomen. Bij deze vuurmier treft men zowel polygyne als monogyne kolonies aan. Het Gp-9 gen, dat aan de basis ligt van de productie van een feromoon dragend eiwit, kent twee verschillende allelen, B en b. Dit resulteert genotypisch in homozygote BB of bb of heterozygote Bb vrouwelijke nakomelingen. Nu heeft men vastgesteld dat in een monogyne kolonie, waarin slechts één functionele gyne wordt aangetroffen, deze homozygoot BB is voor het Gp-9 gen. In een polygyne kolonie, met enkele tot zelfs een paar honderd functionele gynen, vindt men vooral heterozygote Bb gynen maar hier kunnen jonge gynen van de drie genotypen geproduceerd worden – BB, Bb en bb. Het b allel is echter een letaal allel zodat nakomelingen die homozygoot zijn voor bb sterven vooraleer ze de seksuele maturiteit bereiken. Maar waarom heeft een polygyne kolonie geen homozygote BB koninginnen? Om hierop een antwoord te krijgen, heeft men dergelijke homozygote BB gynen in een polygyne kolonie geïntroduceerd en stelde men vast dat ze werden gedood door de aanwezige heterozygote werksters en dat enkel heterozygote gynen als nieuwe koninginnen in de kolonie worden aanvaard. De volgende vraag die om een antwoord vroeg, was dan ook hoe die werksters de homozygote BB gynen herkenden om ze systematisch te doden. Aangezien genetisch onderzoek had aangetoond dat het Gp-9 gen codeert voor een feromoon dragend eiwit ging men ervan uit dat de werksters het onderscheid kunnen maken op basis van de geur. Experimenten in die richting toonden inderdaad aan dat de heterozygote werksters aan de hand van de geur kunnen vaststellen welke gynen homozygoot BB zijn hetgeen hen aanzet om deze gynen te doden. Het verschil in genotype bij de gynen resulteert ook in het fenotype. De homozygote BB gynen zijn groter en zwaarder (gem. 15 mg) dan de heterozygote Bb gynen (gem. 11 mg) terwijl de homozygote bb nauwelijks tot ontwikkeling komen. Na de bevruchting zijn BB gynen in staat zich ver van het ouderlijk nest te verwijderen en zelfstandig een nieuwe kolonie te stichten. De bevruchte Bb gynen daarentegen worden in het moedernest als functionele koninginnen opgenomen en versterken de polygyne structuur. ‘Les goûts et les couleurs, ça ne se discute pas’, zeker niet bij de mieren!
woensdag 27 mei 2009
Inventief
zondag 18 november 2007
Regenwoud
vrijdag 26 oktober 2007
Cursiefje
‘Hoe gaat het met de mieren?’ vraagt men mij wel eens. Uiteraard krijgen zij het ganse jaar mijn aandacht maar hier bij ons, in de Lage Landen zijn ze ondergedoken in hun winterkamers en lijken de meesten voor ons niet meer te bestaan. Bovengronds geen spoor meer van die ongewervelde voorbeelden van ijverigheid. Voor de bioloog Midas Dekkers ontsnapte ook de mier niet aan een van zijn amusante beestenverhalen en kreeg dit de titel ‘De werkmier’. Een toepasselijke titel kon ook zijn ‘Wij hebben het druk, druk, druk.’, want dat is wel de boodschap die hij hier wil brengen. Dit cursiefje wil ik dan ook graag met jullie delen.
‘Ga tot de mier’, sprak Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. ‘Ga tot de mier, gij luiaard! Zie haar wegen en word wijs.’ Dat hebben wij dus niet gedaan. Mensen gaan niet naar de mieren, ze láten naar de mieren gaan. Door biologen en andere professionals. Die maken er natuurfilms van en dan komt het nooit meer goed.
Op de film zijn mieren altijd in de weer. Ze sjorren en ze slepen, ze zwoegen en ze sloven, ze zijn altijd ergens naar op weg. Of neem bijen. Ook van die uitslovers. Nog even wat nectar hier, daar ook nog maar een drupje, en passant even een veldje koolzaad bestuiven en dan weer snel de korf in om voor het heil van de staat te zorgen. Films over bevers doen denken aan rapportages over de Japanse auto-industrie. Druk, druk, druk. Dat komt doordat de dieren op zo’n film zich almaar aan het gedragen zijn. De brulapen brullen aan een stuk door, de slingerapen slingeren, de menseneters eten mens. Vogels bouwen het ene na het andere nest om het ene na het andere hongerige snaveltje te vullen, tenzij ze het daarvoor te druk hebben in verband met de trek. In de natuur heerst nog volledige werkgelegenheid, daar zie je geen leeglopers en lanterfanters. Op de film.
Van al die films gaan mensen ook steeds drukker doen. Dat zal immers wel natuurlijk zijn. Wekkers rinkelen voor dag en dauw, werk wordt verzet en na gedane arbeid wordt de vrije tijd grondig besteed. Nijver als de mieren willen we zijn. Zo worden we nooit wijs. Word liever zelf filmer. Filmers, die weten dat je uren, dagen, maanden moet wachten voor de natuur eindelijk eens iets doet wat de moeite van het filmen waard is. Dieren maken zich nu eenmaal niet zo druk als wij. Zij weten niet dat het leven kort is.
Vogels sloven zich wel uit om hun jongen groot te brengen, maar niet in augustus, september, oktober, november, december, januari, februari, maart en april, zoals wij. Dan nemen ze het ervan. En al lijkt het of al die mieren in zo’n hoop almaar iets nuttigs doen, in feite hebben ze maar een kwart van de dag corvee. Net Hoog-Catharijne: een hoop gekrioel, maar eigenlijk gaat amper iemand echt ergens heen. En waarom bouwen bevers ijverig aan hun dam? Om er lang en lui van het bouwen in uit te kunnen rusten. Maar dat zie je nooit op de film, want niks doen beweegt niet en wat niet beweegt, komt niet op tv.
Toch is niks doen ook gedrag. Een uur niks doen kan een dier meer opleveren dan een kwartier hard werk. Met niks doen bespaar je je het voedsel dat je anders moet gaan zoeken. Winterslapers moeten ’s winters niet wakker zijn, wandelende takken komen niet ver als ze echt gaan wandelen. Niks doen is niet veel, maar het heeft ook niks gekost.
Mensen niksen niet genoeg. Steeds maar willen ze iets maken: een brug of een huis, oorlog of gewoon ruzie. Zelden luisteren we naar ons lichaam. Zoals dat met pijn waarschuwt dat je van de kachel af moet blijven, laat het je met vermoeidheid weten dat het welletjes is geweest. Stel je voor dat de mensen vaker hadden genikst. Er zou misschien geen Eifeltoren zijn en geen bubbelbad, maar er waren ook geen files op geen vierbaanswegen, geen ponypark Slagharen, geen troonrede en geen Lelystad. Waar je allemaal wel niet meer naar toe hoefde te gaan! Eindelijk zouden we tijd hebben om te niksen. En zomaar eens bij de mieren uit kijken te gaan.’ – De gnoe en andere beesten., p.65, 66.
Mooi toch! Waar mieren allemaal goed voor zijn. Spoort M. Dekkers ons hierbij aan tot luiheid? Ik meen van niet, maar het is goed dat we naar ons lichaam luisteren – dit is beter voor onze gezondheid en maakt ons minder afhankelijk van de farmaceutische industrie.